Over Hans Schouten

Een levensbericht 

Als het voor iemand geldt, dan geldt het voor Hans Schouten: zijn einde is in zijn begin. Zijn begin lag in het hart van Amsterdam—en zijn hart lag in Amsterdam, Mokum, voor hem de enige stad die ertoe deed. Hij zag daar op 26 juni 1929 het levenslicht in de Oudebrugsteeg, vlak bij de Nieuwe Kerk, een straat verwijderd van de rosse buurt, nabij het Begijnhof en de daar gevestigde Begijnhofkapel, alwaar de woorden van de profeet Daniel in het Latijn boven de ingang zijn aangebracht:  “Grote en wonderlijke dingen heeft de Heer aan mij gedaan”, in een buurt waar veel Joden woonden, de buurt waar de Stille Omgang plaatvond en –vindt ter viering van het Mirakel van Amsterdam, een paar honderd meter verwijderd van het huis aan de Nieuwendijk waar zijn ouders een juweliers- en klokkenwinkel hadden, en waar hij samen met zijn twee jaar oudere broer George zijn jeugd- en schooljaren heeft doorgebracht. Dit alles was er in het begin, en het was er aan het einde: hij heeft dit begin zijn hele leven meegedragen, het overdacht, erover verteld. Tussen begin en einde liggen lange jaren van rijping, ontwikkeling, werkzaamheid, vrucht dragen.

Hans sprak met onverholen bewondering over zijn vader. Zijn vader was een stille man, maar: hij las Vondels Altaargeheimenissen; hij kende vele Joden uit de buurt; hij verzorgde de uurwerken van deken Van Noort van de Begijnhofkapel en nam zoon Hans daar mee naartoe; zijn vader knielde ook in gebed neer voor het altaar in de kapel en nam deel aan de Stille Omgang. Als jongen zong Hans de mis mee. De pastor had niet door dat Hans niet van Katholieke huize was. Maar Hans, scherp als hij was, pakte hij het Latijn onmiddellijk op, en raakte zo al jong vertrouwd met de Latijnse mis. Toen Hans’ broer George op 22-jarige leeftijd in het toenmalige Nederlands Indie overleed, greep dat Hans’ vader geweldig aan—zozeer dat Hans ervan overtuigd was dat de dood van George een bijdragende oorzaak was aan het vroege overlijden van zijn vader. Hans heeft altijd geleefd met de nagedachtenis aan zijn broer, aan wie hij zeer verknocht was. Op Hans’ grafsteen op Zorgvlied zal ook de naam van George komen te staan—met diens jaartallen.

Hans werd niet geboren in een Rooms-Katholiek maar in een Hervormd gezin. Hij bezocht het Amsterdams Hervormd Lyceum. Hij ging theologie studeren aan het Stedelijk (Universiteit van Amsterdam) maar kreeg het aan de stok met vrijzinnige hoogleraren. Toen is hij overgestapt naar de toen nog herkenbaar gereformeerde VU, destijds nog gevestigd aan de Keizersgracht. Aan de VU heeft hij hele goede jaren gehad. Een glorietijd voor hem was het jaar dat hij Rector Corporis was, d.w.z. vz. van de enige studentenvereniging die de VU destijds rijk was. Lid van zijn senaat was Ad Dunning, de later zo bekende cardioloog, en de filosoof Theo de Boer die geruime tijd een huisgenoot van hem is geweest. In zijn functie als Rector had hij contact uiteenlopende en interessante figuren. O.a. met Pieter Sjoerd Gerbrandy, de oorlogspremier, met Ietje Diepenhorst, de toenmalige rector van de VU, maar ook met Carel Gerretson, dichter van Experimenten, en voorstander van de Groot-Nederlandse gedachte die hij voor een congres had uitgenodigd. In die hoedanigheid had hij ook contact met Haya van Someren Downer, destijds voorzitter van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten in Amsterdam, en de latere VVD politica (waarvan hij zei “Dat was nog eens een vrouw!” Een dergelijk compliment was niet voor iedere vrouw weggelegd). Op het Corps leerde hij de foeten studentenliederen zingen, en is ook zelf begonnen zijn eerste liederen te schrijven. Een groot aantal van zijn liederen en lied-vertalingen is enkele jaren geleden gebundeld in het Baambrugs Liedboek.

Hans heeft de oorlogsjaren intensief beleefd. De executie en deportatie van Joden heeft hem zeer aangegrepen.

Na zijn studie werd Hans beroepen naar Tuindorp-Oostzaan. De Psalm zegt: “Hoe lieflijk is het als broeders ook tezamen wonen”. In de pastorie van Tuindorp is Hans gaan wonen met een aantal broeders, ook met zijn meest nabije broeder en metgezel met wie hij een levenslange vriendschap heeft gehad, Jaap Dorland. Hans heeft altijd gezocht naar gezamenlijkheid in het wonen zonder dat, zoals hij het zei, de ‘soevereiniteit in eigen kring’ daarbij zou worden aangetast. Op het in 1963 aangekochte erf Oud Rustenburgh aan de Rijksstraatweg te Baambrugge, heeft Hans gewoond en geleefd met de families Van der Wolf, Mentink, Van Woudenberg, Oosterman en Hazevoet, terwijl er ook talloze studenten en anderen, al dan niet in nood, voor kortere of langere tijd hun tenten konden opslaan. (Wonen was voor Hans ook: vormgeven aan de directe omgeving. Hans had uitgesproken opvattingen over inrichting, materialen, meubels, kleuren—en hij hield daaraan vast.) Ook de moeder van Hans was een belangrijke persoon in deze woonmix. Hans kon zeer royaal en gastvrij zijn, genoot van gezamenlijkheid, van gesprek, van samenzang, van kennisoverdracht, hij kon eindeloos verhalen vertellen, en had heel veel opmerkelijke citaten paraat. Hans sprak veel, maar kon ook luisteren, indringend luisteren, actief en ondervragend luisteren. En wie hij eenmaal in zijn hart had gesloten, kwam daar niet meer uit. Hij bleef ze gedenken in zijn gebeden. Hans was een systematisch bidder, die zich met vaste regelmaat zette tot het gebed. Ook in de lange nachten waarin hij de slaap niet kon vatten, zo vertelde hij me, moest hij vaak aan deze of gene mens denken; hij legde dat zo uit dat God deze mensen op zijn hart legde om voor te bidden.

In de Tuindorp-Oostzaanse jaren was Hans tevens legerpredikant en was hij officier bij de Pontonniers—een afdeling van de genietroepen die gespecialiseerd is in de aanleg van bruggen. Hij kon goed met de soldaten overweg, preekte daar en gaf er catechisatie. Hij heeft er duidelijk indruk gemaakt. Toen hij in 1957 afzwaaide, werd de veldprediker de kapitein Ds. Schouten “op grond van zijn activiteit en voortvarendheid ondanks zijn jeugdige overmoed”, zoals de oorkonde zegt, benoemd tot Erepontonnier. Hij was hier trots op was, en wilde het beslist vermeld hebben op de rouwannonce. Toen werd hij beroepen door Emmeloord, een nieuwe gemeente in een nieuwe opengelegde polder. Aldaar was zijn mentor Ds. Bos, voor wie Hans een zeer groot respect had—voor diens intuïtie, en ook voor diens soms wonderbaarlijke modus operandi. Ds. Bos was in staat de flamboyante, eigenzinnige en briljante jongeman die Hans was, in rechte sporen te houden.

Nauwelijks drie jaar heeft Hans in Emmeloord gestaan. Hij heeft er hard gewerkt, zeer hard, te hard. Naast al het andere werk gaf hij 30 uur catechisatie per week. Het werd te veel. Toen heeft hij een beroep naar Baambrugge aangenomen. Hans ging daar verder met wat hij goed kon: preken en catechisatie geven, liederen schrijven en vertalen; ook schreef hij Kerst- en Paasspelen. Vele jongeren werden door zijn krachtigheid, betrokkenheid, en onconventionaliteit aangetrokken en voelden zich aangespoord om navolgers van Christus te worden. We hebben deze dagen vele verhalen mogen horen over wat Hans voor hen als pastor heeft betekend. Het kan niet anders of een sterke, uitgesproken, onconventionele persoonlijkheid, roept weerspraak en weerstand op. Want Hans was uitgesproken—er was vrijwel niets waarover hij geen geprononceerde visie had, die hij veelal scherp kon verwoorden. Daardoor heeft hij mensen van zich vervreemd—ook mensen die de allerbeste bedoelingen hadden. In zijn laatste levensdagen heeft Hans hierover met veel berouw gesproken. Dat hij mensen van wie hij de pastor was, van zich heeft vervreemd, Hans Schouten soms te belangrijk vond, en verdeeldheid veroorzaakte op punten waar geen onenigheid hoefde en mocht bestaan—dat drukte op het einde zwaar op hem en daarover heeft hij voor het aangezicht van God vergeving gezocht. Waar het nog kon heeft hij hier ook met betrokkenen over gesproken. Hans had er geen bezwaar tegen dat ik dit coram publico zou zeggen.

Gedurende zijn Baambrugse jaren is Hans van 1966-1973 ook predikant-consulent geweest te Marken, de plaats van Jaaps geboorte. Zijn liefde en fascinatie voor Marken was groot. Hij hield van de bijzondere gebruiken aldaar, de tradities, de klederdracht (sowieso was Hans erg geïnteresseerd in kleding: als jongeman werkte hij in het atelier van modeontwerper Max Heymans; hij hield van klederdrachten; wist uiteraard veel van liturgische gewaden; maar was ook geïnteresseerd in uniformen en bedrijfskleding.)

Na Baambrugge werd Hans beroepen naar Kockengen—een gemeente waar hij zich bijzonder thuis heeft gevoeld.

Gedurende de Baambrugse en Kockengense jaren was Hans op nog diverse andere fronten actief. Ten eerste was er de theologenkring, waar theologiestudenten en a.s. predikanten o.l.v. Hans spraakmakende boeken ontleedden. Aan die kring namen Kees & Margriet van der Kooi, Ed-Jan Westerman, Arend van den Beld, Herman Speelman en vele anderen deel. Ten tweede heeft Hans een 12-tal predikanten in het ambt bevestigd. Hij was een pastor pastorum. Ten derde heeft Hans volop gebruik gemaakt van moderne media. Met ds. Glashouwer aan de wieg gestaan van de EO—en heeft hij voor de E.O. vele TV programma’s gedaan, dagsluitingen, maar ook het catechetische programma Disco met Michiel Gouman. Ook is hij talloze malen te beluisteren geweest op de radio, de laatste jaren vooral op Radio Maria. Tenslotte is Hans jarenlang actief geweest in het bestuur van de Vrienden van Onse Lieve Heer op Solder, van de stichting Tot Heil des Volks, en van  de Overzeesche zendingsgemeenschap. Op zijn sterfbed zei hij dat hij bij de OZG had geleerd hoe enorm belangrijk vrouwen zijn geweest en nog zijn in de verbreiding van het Evangelie.

Hans las heel veel en had een ijzersterk geheugen. Hij was van jongs af aan geïnteresseerd in de Catholica, en in de ongedeelde kerk; de vroege kerkvaders waren enorm belangrijk voor hem—m.n. wat ze hadden gedacht over het avondmaal. Ook Thomas van Aquino had zijn bijzondere belangstelling (veel meer dan Albertus Magnus of Bonaventura of Duns Scotus). Zeer groot was zijn fascinatie voor protestanten die overgegaan waren naar de Katholieke Kerk, Cornelia de Vogel, maar vooral John Henry Newman, op wiens beschouwingen over de ‘illative sense’ hij vele malen terugkwam. En dan was er C.S. Lewis—een van Hans favoriete Christelijke schrijvers, favoriet omdat Lewis argumenteerde voor wat hij geloofde. Hans heeft argumenten altijd belangrijk en interessant gevonden. Maar ieder die hem kende weet ook dat deze complexe persoonlijkheid allesbehalve een rationalist was.

Jaren na zijn afscheid van Kockengen heeft Hans zelf de overstap gemaakt naar de Katholieke kerk. Een doorslaggevende factor is geweest de kwestie van het gezag in geloofszaken. Hans had geen enkele sympathie voor mensen die hun eigen geloof en hun eigen belijdenis, zoals hij het zei, ‘in elkaar knutselden’. Er moet een instantie van gezag zijn in geloof. In de protestantse kerken, zo was zijn gegroeide overtuiging, is die er niet of niet meer. In de Roomse kerk is die er wel. En dat heeft hem, na veel wikken en wegen, ertoe gebracht 6 jaar geleden, op Drie-koningen 2010, in de Begijnhofkapel de overgang te maken. In zijn einde is zijn begin nog steeds aanwezig. Kort daarna is hij tot priester gewijd en heeft dat ambt met verve meer dan 5 jaar uitgeoefend. Hij genoot ervan, maar tevens besefte hij dat de Katholieke kerk, verheven als idee, in werkelijkheid ook vaak, om zijn eigen woorden te gebruiken, “een bende” was.

Zowel in zijn jaren als predikant, als gedurende zijn jaren als priester, is Hans, in mijn ogen, vooral dit geweest: een pastor, en in het bijzonder een pastor pastorum. Hij keek mensen aan, zag door ze heen, en wilde meewerken aan de voortgang en vrucht in hun leven. Voor velen is hij van beslissende betekenis geweest op sleutelmomenten in hun leven—zoals daar zijn: bekering, doop, partnerkeuze, huwelijk, beroepskeuze, inauguratie.

Hans is tot kort voor zijn sterven helder van geest geweest. Wij als bewoners van Oud Rustenburg hebben nog vele mooie gesprekken met hem gehad. Enkele dagen voor zijn sterven hebben we ons rondom zijn bed verzameld. Op Hans’ verzoek werd Johannes 17 gelezen—het hogepriesterlijk gebed. En toen, met de laatste krachten die in hem waren, en met moeite de woorden vindend, heeft hij ons nog een allerlaatste zegen meegegeven. Het waren zijn laatste woorden. 36 uur later is hij overleden.

In Hans’ einde was zijn begin nog steeds aanwezig. Radicaler nog dan ik aangaf. Zijn begin lag in zijn Schepper, naar wie hij nu is weergekeerd. Laten we op zijn einde letten, en zijn geloof navolgen.

René van Woudenberg, Baambrugge, maart 2016